zaterdag 28 mei 2011

Levenswandel 3 Taalles

Taalles

Integreren doe je zelf. Of je doet het niet. Tsjechische taalles is in Praag op vele plaatsen te volgen, maar waar dan ook, er is nauwelijks een docent die een andere taal dan het Tsjechisch kan of wil spreken, een taal die wel enige toelichting vereist.

Het leerzame vertalen van teksten is daardoor onmogelijk, niet door rationalisering en zuinigheid zoals in Nederland, maar door onvermogen en onwil. Het leren van de zes naamvallen blijft dan ook een zeer abstract evenement, wiskunde is er niets bij. Daarom wordt vaak gezegd dat het beter is de taal horizontaal te leren, in plaats van verticaal. Maar Katka wilde niets van welke methode dan ook weten, horizontaal noch verticaal. Ze vond het zonder meer dom van me dat ik na een half jaar nog geen vloeiend Tsjechisch sprak. Zij daarentegen sprak Frans, Italiaans en Engels en speelde weergaloos cello. Haar Engels klonk als dat van een Française en toen ik haar daarmee complimenteerde, werd ze boos. Door mijn compliment voelde zich op een soort fout betrapt en dit gebrek aan perfectie kon ze niet verdragen. Terwijl ik juist door haar uitspraak zo in Frankrijk had willen gaan wonen.

Een paar dagen na onze kennismaking kende ze al wat Nederlandse woorden en wist er zelfs verschillende zinnen mee te maken. Al meer dan ik na een half jaar in Praag presteren kon. Ik verdedigde me door te zeggen dat ik weinig tijd had, omdat ik veel over het land, de kunsten, de gewoontes en wat al niet wilde lezen en ook nog mijn vak moest bijhouden. Bovendien dwaalde ik veel liever door de Praagse straten dan woordjes te leren.
We spraken in principe Engels met elkaar, maar we wisten niet altijd alle woorden, zoals voor stoffer en blik. Om elkaar duidelijk te maken wat we aan het zoeken waren, keerden we terug naar wat waarschijnlijk de oorsprong van ons aller woordenschat is. We bootsten het geluid van het gewenste object na, fff en als dat niet volstond maakten we er ook nog een veegbeweging bij. Deze oplossing verhinderde niet mijn belofte na te komen om toch maar een cursus te gaan volgen, een intensieve cursus nog wel.

De intensieve taalcursus was inderdaad intensief. Het begon om 9 uur en dat was een compromis. De Tsjechische werkdag begint op zich veel vroeger; volgens velen een maatregel van de communisten, maar in werkelijkheid een maatregel van een Habsburgse keizer om te verhinderen dat Tsjechen tot diep in de nacht gaan zitten drinken. Maar ik denk dat het ook te maken heeft met het vroege ochtendlicht en de vroeg invallende duisternis, het levensritme is daarop afgestemd. In elk geval om 9 uur druppelde het lokaal vol en begonnen we aan de gesprekjes over wat we de avond daarvoor gedaan hadden en zo. Maar omdat we zo laat begonnen en omdat Tsjechen tussen de middag warm eten, hadden we om half een nog een uurtje te gaan. En dat vijf dagen per week.

Voor mij zat de intensiviteit in de samenstelling van de groep: een paar pientere meisjes uit Zuid-Korea, een dromerige Chinees, een Algerijn die met een Tsjechische was getrouwd en hem behalve veel schoonheid hem ook hulp bij de taalverwerving bood, een Witrus die in Israël was opgegroeid en verder behoorlijk wat Russen. Ze waren voor werk of studie naar Praag gekomen; in Nederland zouden ze gelukzoekers genoemd worden, geloof ik. Ik was enkel voor de stad gekomen, door in Praag te zijn had ik mijn geluk al gevonden.
Hoewel ik alleen maar een paar woorden met de Chinese jongen kon wisselen, pasten we wat dromerigheid wel bij elkaar. Ook wel wat betreft het tempo van taalverwerving, al was hij zo slim om zijn naam stevig te vertsjechen: Leoš. Even dacht ik dat het een eerbetoon aan Janáček was, maar van deze Moravische componist had hij nooit gehoord. Er was voor ons geen beginnen aan, aan het Tsjechisch leren.

Het tempo werd door de Russen bepaald. Grammatica en woordenschat waren geen probleem voor het Slavische broedervolk en voordat ik goed en wel doorhad wat de vierde naamval betekende en vooral hoe die toe te passen is, waren zij al bezig met gesprekjes waarin alle naamvallen druk toegepast werden en waarvan ik weinig begreep. Dit tot grote teleurstelling van Katka.

En van mijzelf. Hoewel de docenten het thuis oefenen sterk aanbevolen en mijn getob haar duidelijk geweest moest zijn, kwam het er niet van. Katka was vaak voor concerten weg en als ze thuis was, zat ze in de boeken vanwege een studie rechten die ze er als hobby bij deed. Waar ik dan wel in uitblonk was mijn kennis over het nieuwe vaderland, over de standbeelden die de parken opsierden, de straat, de schrijvers en componisten en ik had ogenschijnlijk het meest ingeburgerde leven: een hond, een vriendin, een eigen huis. Maar ik kon er niet over vertellen.

Mijn blokkade had alles te maken met mijn Nederlandse afkomst. Afkomstig uit zo’n klein taalgebied, kon ik me er niet toe zetten om een andere kleine taal te gaan leren. Bovendien heeft een Slavische taal werkelijk helemaal niets van doen met welke West-Europese taal dan ook, wat het leren extra moeilijk maakt. Bovendien zou ik het toch nooit zo goed onder de knie krijgen als Nederlands of het Engels, wat mij erg ontmoedigde. Misschien wel het meest fnuikende was dat ik vaak niet aan leren dacht, ik kan elke dag 100 romans bedenken die ik nog wil lezen, 20 boeken over geschiedenis, 35 over kunst en literatuur en 125 over architectuur en ga zo maar door. Ik heb gewoon geen tijd.

Bovenal had ik het gevoel dat de loop van de geschiedenis me dit taalobstakel voor de voeten geworpen had. Wil je een Tsjech op de kast krijgen dan moet je beginnen over hun stommiteit dat ze uit nationalisme hun tweetaligheid opgegeven hebben. Na de val van het Habsburgse rijk in 1918 zagen ze hun kans schoon om niet langer het Duits en het Tsjechisch te beheersen, waarvan één een wereldtaal is, maar om zich in een klein taalgebied op te sluiten.

Toch leer ik natuurlijk wel wat Tsjechisch. Maar ik versta niet altijd wat ze zeggen en dan is het grappig om te zien dat Tsjechen anders reageren dan Nederlanders. Als Nederlanders te maken hebben met iemand die hen niet begrijpt gaan ze harder praten, tot schreeuwen aan toe. Tsjechen verhogen hun volume niet, maar gaan sneller praten en verergeren daarmee deels het onbegrip. Maar het is hen niet kwalijk te nemen: Tsjechen zijn muzikaal en als je muzikaal bent ben je mathematisch sterk en als je met mathematica uit de voeten kunt, is grammatica evenmin een probleem.
Inmiddels heb ik zelfs in het Tsjechisch gedroomd, maar ik weet dus niet goed waarover.

vrijdag 20 mei 2011

De blobflop

Het gebouw bestaat niet en zal misschien zelfs nooit gebouwd worden, maar het heeft al wel het leven van zijn architect gekost. De ontwikkelingen omtrent het al dan niet realiseren van het baanbrekende ontwerp voor een nieuwe Nationale bibliotheek tart dan ook elke beschrijving. Toen Jan Kaplický (1937-2009) in 2007 de prijsvraag won voor de nieuwbouw van de Nationale bibliotheek werd tevens besloten om zijn ontwerp daadwerkelijk te gaan bouwen. Het gebouw, dat al snel naam Chobotnice ofwel de Octopus kreeg, zou in 2012 geopend worden, maar toen ging het mis.

Het gewaagde ontwerp was velen te gewaagd omdat het futuristisch was. Het bureau van Kaplický heette Future Systems en het ontwerp heeft ook wel iets van een octopus. Zoiets bestond nog niet in Praag en dat moest gezien de protesten maar zo blijven. Het struikelblok was niet zozeer het ontwerp zelf, maar de plaats waar het moest komen: op een heuvel tegenover de Praagse burcht, vlakbij het Spartastadion. De Nationale bibliotheek zou hoger worden dan de Vituskathedraal op het burchtterrein en omdat het qua vorm en kleur sterk afweek zou het deze historische omgeving teveel gaan domineren, zo vreesden president Václav Klaus en zijn slipdragers. Dit was een nieuw argument in Praag, bij veel nieuwbouw was het nooit te horen geweest. Kaplický, toen al 70 jaar, paste hier en daar zijn ontwerp aan door er een andere kleur aan te geven en door het te verkleinen, hij dacht zelfs mee over een locatie waar zijn ‘blob’ niet al te veel aanstoot zou geven. Maar met venijnige tegenstanders als president Klaus en de door hem opgehitste burgemeester Pavel Bém was het slecht kersen eten.
Iedereen wist het: die Nationale bibliotheek van Jan Kapický gaat er nooit komen. Van Kaplický zou het in Praag bij het wit gestucte rechthoekige villaatje (1966-1968) blijven, nota bene gerealiseerd tijdens de communistische periode. Het staat op de heuvel in de straat Na Dobešce 1 in de wijk Braník. Het Woonhuis met atelier F. Dvořák is een functionalistisch en
vrijstaand villaatje met een curieuze entree; via de tuin komt men met een steile metalen trap op de verdieping waar de woonkamer en keuken zijn. Op de zelfde verdieping zijn nog twee slaapkamers voor de kinderen. Tussen de keuken en de woonkamer schoof Kaplický een multifunctionele scheidingswand met aan de ene kant een boekenkast met spiegel en aan de andere kant het keukenblok met een door de spiegel verborgen provisiekast.
Een verdieping hoger is de slaapkamer van het echtpaar Dvořák, naast het atelier met de ketelruimte. Het platte dak bestaat uit stalen dragers waarop zinken platen gelegd zijn. Toen Kaplický van de villa vanwege zijn vertrek naar Engeland afscheid kwam nemen, was het nog niet klaar. In 1968 vertrok hij naar Engeland waar hij en E. Jiřičná werden opgenomen in het team van Renzo Piano en Richard Rogers. Ze werkten mee aan het ontwerp van het Centre Pompidou in Parijs. Later zette hij zijn architectenbureau Future Systems op.

Op een koude avond in januari stierf de architect aan een hartaanval op straat, enkele uren na de geboorte van zijn dochter. Hij stierf niet eens zo gek ver van de plaats waar zijn bibliotheek had moeten komen. Zoals het zo vaak gaat, betekende de dood van de internationaal gewaardeerde architect in eigen land een omwenteling in de appreciatie van zijn werk. Er ontstond luide en stille diplomatie. Zeker toen een stadje in het zuiden van Tsjechië, České Budĕjovice, het wel aandurfde een ontwerp van Kaplický te realiseren, een concertzaal wat nu al in de volksmond de Rog heet. Praag kon dan ook niet achterblijven en inmiddels had burgemeester Bém zich door verschillende corruptieschandalen en door zijn strijd tegen het ontwerp van de bibliotheek zo onmogelijk gemaakt dat zijn eigen partij, de ODS, er alles aan deed om van hem af te komen. Nu de top van ODS gezuiverd is en de ODS de gemeenteraadsverkiezingen stevig heeft verloren, blijkt de bouw van de bibliotheek toch bespreekbaar, al blijft de locatie natuurlijk onderwerp van discussie. Even is de mogelijkheid besproken om de Octopus op de plaats waar het standbeeld van Stalin gestaan heeft te bouwen. Een geweldige oplossing voor een locatie waarmee men al jaren niet weet wat er mee te doen. Maar vooral zou de Octopus er prachtig in het zicht staan.

De locatie komt tegemoet aan de wensen van het stadsbestuur. Men heeft ontdekt dat het de toeristenstroom ontbreekt aan goede hedendaagse architectuur. Daar is wel belangstelling voor maar er is geen architectuur van belang die de interesse kan bevredigen. Het enige wat een gestage stroom publiek trekt is het Dansende huis (1992-1996) aan Rašín-kade, het opvallendste gebouw van het postcommunistische tijdvak.
Aan het einde van de jaren tachtig was de uit Joegoslavië afkomstige Vlado Milunić al bezig met een ontwerp waarin een hoektoren centraal zou staan. Door een Amerikaans bombardement waren de panden op de hoek onherstelbaar beschadigd. Toen begin jaren negentig het grondstuk aangekocht werd door verzekeringsmaatschappij Nationale Nederlanden kreeg Milunić versterking van de Amerikaanse architect Frank O. Gehry. Het is onduidelijk wie van de twee architecten van doorslaggevend belang voor het uiteindelijke ontwerp was. Het op betonnen pijlers geplaatste hoekpand heeft twee torens, waarvan de rechter een golvende gesloten gevel heeft en de linker een aan de boven- en onderzijde uitkragende vliesgevel. Hoewel het pand afwijkt van de bestaande bebouwing zijn er toch pogingen ondernomen om het op zijn omgeving te laten aansluiten. Het interieur is overigens van de gevierde en eerder genoemde Eva Jiričná.

De publieke belangstelling voor het niet echt geslaagde Dansende huis kan ik bevestigen, ik woon er vlakbij en als ik naar de Tesco ga, moet ik me vaak tussen de horde fotograferende mensen door een weg banen. Bovendien heb ik vele uren op het grasveldje naast het Dansende huis met mijn hondje Dáša doorgebracht, toen ze nog leefde. De Octopus moet er komen, al was het alleen al om architectonische redenen. Het is een ontwerp dat het resultaat is van een jarenlange ontwikkeling van een bedachtzame architect. Hoewel het een icoon moet worden, is het niet uit aanstellerij, als circusnummer gedacht en daaraan is zonder meer wereldwijd een groot tekort.

dinsdag 17 mei 2011

De Staatsgreep van een Tsjechische Napoleon

Een staatsgreep hoeft niet meer bloedig te zijn, dat is een compleet achterhaalde strategie. In Tsjechië blijkt de hedendaagse manier om aan de macht te komen veel sluipender te verlopen, maar toch kan de putschpleger die geruisloze tactiek moeilijk sluipend houden.

Als kolonels of bolsjewieken geen staatsgreep meer plegen, wie dan wel? In Tsjechië is daarop het antwoord gevonden. Na de Val van de Muur en de Fluwelen revolutie veranderde het Oostblok in Het Wilde Oosten. Het triomfalisme van het kapitalisme leidde tot de opheffing van de staat en de uitverkoop van staatsbedrijven, precies zoals dat in het westen ook het geval was. Een nieuwe elite was geboren en de staat machteloos. Mocht iemand ambities hebben om tot de maffia toe te treden of de wens hebben zijn eigen afdeling op te richten, dan boden de jaren negentig daartoe alle gelegenheid. De huidige president Václav Klaus was het beperkte brein achter de overgang van het socialistische naar het kapitalistische systeem en was bovendien medeoprichter van de ODS (Democratische Burgerpartij). Bij de ODS konden nieuwe en dubieuze eigenaren van de voormalige staatsbedrijven onderdak vinden, maar ook nationale en internationale lobbyisten en ander volk dat alles behalve het publieke belang wenste te dienen. De contacten tussen de partijtop en de maffia waren dan ook beslist geen publiek geheim. Maar ook in een corrupt land kun je te corrupt zijn.


De regering van ODS-er Mirek Topolánek graafde door een overmaat aan schandalen zijn eigen graf tegemoet. Zijn persoonlijke contacten met de maffiosi en lobbyisten brachten zijn regering in 2009 ten val. Voor de strijd om de kiezersgunst meldden zich twee nieuwe partijen die zich trachtten te profileren door de strijd tegen corruptie aan te gaan. De eerste is TOP 09 van prins Karel Schwarzenberg, vriend van toneelschrijver, dissident en voormalig president Václav Havel. De andere is VV (Vĕci veřejné, te vertalen als Publieke zaken, Openbare kwesties of misschien zelfs Publiek belang) van Radek John. Het viel meteen op dat de VV over een grenzeloos budget bleek te beschikken. Elke week kregen we een strak glanzend meerkleurendrukwerk in de vorm van een onafhankelijk tijdschrift in de bus.
(Foto) Premier Petr Nečas en president Václav Klaus (vlnr)


Is het cynisch of slim om in een partij te infiltreren dat precies dat wil verhinderen wat je als zakenman drijft? Deugen doet het niet, maar het is wel een logisch vervolg op het waanzinkapitalisme van eind jaren negentig. De staat raakte verzwakt, de bedrijven werden machtig en hun eigenaren rijk én machtig en wilden meer. Bovendien waren de oude politieke partijen door het kiezerspubliek uitgekotst en het zag er naar uit dat een partij als de VV het tijdens de verkiezingen goed zou gaan doen omdat ze zich tot fel tegenstander verklaarden van corruptie en ander ongemak. Een verkiezingsbelofte was snel gemaakt en na verkiezingswinst is de belofte snel vergeten. Het liet zich achteraf makkelijk verklaren.
De VV won, evenals TOP 09 en om aan de meerderheid te komen wilde verliezer ODS met Petr Nečas aan het hoofd graag aan een coalitie meewerken, bovendien kun je in een regering de kwalijke belangen beter verdedigen dan in de oppositiezetels. Het ging al meteen mis. De minister van verkeer, Vít Bárta van de VV, raakte al meteen in opspraak.

(Foto) Premier Petr Nečas en president Václav Klaus (vlnr)

Het waren niet zozeer zijn uitspraken tijdens een interview die weinig waardering wekten: ‘Mijn hobby’s zijn blondines en snelle auto’s’. Het waren evenmin de verkeersovertredingen die hij zijn chauffeur rijdend en stilstaand al de eerste dag van inauguratie toestond te maken. Het ging er vooral over dat hij als mede-eigenaar van het grootste beveiligingsbedrijf (ABL) van Tsjechië een warboel van de diverse belangen kon maken. Dat was nog vriendelijk uitgedrukt van wat later bekend zou worden.

(Tekening) Napoleon BonaBárta

Voor de schijn deed Vít Bárta een stap terug uit zijn bedrijf, maar inmiddels had hij er blijk van gegeven dat hij zich wel in Napoleon herkende. En verdraaid hij had uiterlijk ook wel wat van de Franse keizer. Niet alleen uiterlijk, zo deelde zijn vrouw in een open brief in de dagbladen mede. De blonde Kateřina Klasnová paste niet alleen in Bárta’s interessegebied, maar diende ook zijn interesses in de functie van partijvoorzitter van de VV. Hoe groot de slag voor de Tsjechische Napoleon was toen zij publiekelijk haar ontslag als voorzitter bekend maakte, weten we niet, maar dat ze haar besluit onderbouwde met de mededeling dat het dictatoriale gedrag van haar man niet langer meer te verdragen viel, moet hem in zijn kwaliteiten bevestigd hebben of hem een signaal hebben geleken: hij had niet alle pionnen altijd in zijn macht.

Niet alleen zijn vrouw knabbelde aan de sokkel van Napoleon, ook de pers begon het te dagen dat er een stramien, een netwerk, een strategie achter zakenman Bárta schuil ging. Als eigenaar van beveiligingsbedrijf ABL had hij al een beetje vooruit gewerkt en van tal van politici in het geheim opnames gemaakt. Van zoiets had de geheime dienst tijdens het communisme alleen maar kunnen dromen. Vooral toen bekend werd dat hij niet alleen mogelijke politieke tegenstanders bespioneerde, maar ook zijn vrienden van de VV. Dat moest hij ook wel doen, omdat het altijd wel handig is iemand te kunnen chanteren en iemand te kunnen chanteren is ook handig als er iets geheim moet blijven en als je mensen als pionnen wilt gebruiken. Maar het moet gezegd, hij chanteerde niet iedereen, er waren er ook die substantiële geldbedragen kregen. Nu willen jullie zeker onderhand wel weten wat er dan zo geheim gehouden moest worden en wat dat alles met die vermeende staatsgreep te maken heeft?

Directeur Bárta beschikte in zijn ABL over mensen in de top die hij wel om een boodschapje kon sturen. Dat waren natuurlijk precies die mensen die hij dan ook graag meenam toen hij als minister werd beëdigd. Op hoge posities binnen zijn ministerie en in bedrijven die veel met zijn ministerie te maken hadden, plaatste hij de zogenaamde Bárta-mannen. Zo ontstond een netwerk waarvan Bárta de touwtjes stevig in handen had. Van hen had hij dan ook niet zoveel te vrezen en voor zover ze uit de school wilden klappen, kon hij het lek met geld toedekken. Toch lekte het uit dat hij met miljoenen de partijkas gespekt had en in feite een politieke partij gekocht had. ABL kocht niet, of niet alleen, zoals veel bedrijven dat doen, andere bedrijven op om hun macht en winst te optimaliseren, maar ABL infiltreerde in een politieke partij, met de idee dat dit veel lucratiever zou zijn. Het is de hedendaagse variant op het grijpen van de macht, alles is voor geld te koop.

Inmiddels is Bárta afgetreden. Zijn blonde vrouw maakt nog deel uit van de partijtop, evenals Bárta. Nu het voorzitterschap vrijgekomen is, wil hij die functie op zich nemen. Dat is geen geheim, dat is een publieke zaak en wellicht is dat het ergste: iedereen weet en ziet het en het gaat gewoon door.

vrijdag 6 mei 2011

Levenswandel 2 Het land van aankomst

Het land van aankomst

Door in Praag te gaan wonen, bezorg ik mezelf een achterstand. Nooit zal ik zoveel van Tsjechië begrijpen als van het land van herkomst. Hoe weinig je ook weet van het land waar je gewoond hebt, die kennis is al snel meer dan die over het land van aankomst.

Inmiddels ken ik al heel wat koningen en keizers en begrijp ik waarom voor de oorlog een standbeeld van de Amerikaanse president Wilson in het centrum stond en waarom die tijdens de Tweede Wereldoorlog weggehaald is en na de oorlog niet teruggeplaatst is, ik kan alle communistische en democratische presidenten opnoemen, ik weet meer dan twintig Praagse theaters te vinden, ik begrijp wat bedoeld wordt met ik bel je later en ga zo maar door. De woordenschat, het spreek- en leestempo en de uitdrukkingvaardigheid die ik in het Nederlands heb zal ik in het Tsjechisch nooit bereiken en ik zal nooit voor een Tsjech aangezien worden, ook al zou ik accentloos spreken.

Nederland is al vijf jaar voor mij het zelfde land gebleven. Nederland is bevroren. Er komen geen nieuwe namen bij, het kalft eerder af door de sterfgevallen. Soms lees ik een Nederlandse krant waarvan ik aanvankelijk elke letter las, maar er gaandeweg sneller door heen ga. Ik lees alleen datgene waarvan ik al iets weet. Al wat ik niet weet, blijft onbekend. Erg is dat niet.
Ik zie Praag anders dan de Pragenaars. Iedereen zou moeten verhuizen omdat je je nieuwe omgeving dan niet als vanzelfsprekend ervaart; je hebt er meer oog voor. Ik vind Praag elke dag mooi omdat ik in Nederland heb gewoond. Door in Praag te wonen heb ik een scherper beeld van Nederland gekregen. Maar als je niet in Nederland woont, mag je er geen oordeel over hebben.
Bij elke ontmoeting komt het natuurlijk ter sprake: Hoe lang blijf je in Praag?
In een stad die door miljoenen toeristen en zakenlui wordt bezocht een normale vraag. Naar waarheid antwoord ik met: ik hoop de rest van mijn leven, maar je weet nooit.

Er valt van alles te zeggen over emigreren. Het wonderlijkste is wel dat je, ondanks de EU, al snel emigreert. De plaats waar je je belasting betaalt, bepaalt waar je officieel woont. Ik wilde helemaal niet emigreren, ik wilde enkel in Praag wonen. De gepredikte flexibiliteit, het globalisme en weet ik wat, bestaat eigenlijk niet. De mens is gebonden aan één plaats, zijn officiële adres, het adres van het belastingkantoor, de gemeente waarin de vreemdelingenpolitie zich bevindt en het kantoor van de verzekeringen. Het is gek dat de EU zich bezighoudt met hoe krom een komkommer mag zijn, maar niet in staat is te denken over een Europese belasting, Europese verzekeringen en noem maar op, zodat je niet bij elke verhuizing een complete helletocht door de bureaucratie moet maken.

Soms lijkt het dat emigreren pas geslaagd is als in het nieuwe land een nieuwe vriendenkring is samengesteld. Het toont aan dat landverhuizers vaak met hooggespannen verwachtingen vertrekken. Het is al met alles in het leven: hoe hoger de verwachtingen, hoe groter de teleurstellingen. Mocht men op zoek zijn naar nieuwe vrienden ga dan niet in het buitenland wonen. Ga er vanuit dat het vergaren van toekomstige nieuwe vrienden bijzaak is. Van groter belang zijn de vrienden die in het land van herkomst achterblijven.
Voor een deel van de oude vriendenkring betekent een landverhuizing de dood. Je bent niet meer in Nederland en daarmee besta je niet meer. De echte vrienden daarentegen leer je pas op grote afstand kennen. Het zijn vaak mensen waarmee niet eens zo’n hechte band bestond of het zijn juist zij met wie je al tientallen jaren het leven hebt gedeeld. Ik durf te beweren dat vrienden in het land van herkomst belangrijker zijn dan vrienden in het land van aankomst.

Ik blijf Nederlander; ik heb een Nederlands verleden en ik blijf leven in de Nederlandse taal. De Nederlandse taal maakt mij tot Nederlander, zo voelt het in elk geval in het buitenland. Daarom zijn vrienden en ook familie in Nederland van belang, maar daar staat tegenover dat als je het belangrijk vindt om zondags na de kerk bij oma op de koffie te gaan, je niet van land moet veranderen.
De landverhuizer moet aan een paar criteria voldoen:
• hij moet alleen kunnen zijn
• hij moet het niet in het nieuwe land willen gaan maken (zorg dat je financieel onafhankelijk bent)
• hij moet een talenwonder zijn of zonder taal kunnen communiceren
• hij moet niet denken dat ook maar iemand op hem zit te wachten
• hij moet lage verwachtingen hebben (dromen en dergelijke staan ver van de realiteit af)