Je mag anderen niet verwijten waar je jezelf aan schuldig hebt gemaakt. Dat kan wel zo zijn, maar daar brengen we de wereld niet mee vooruit. We kunnen spijt van iets hebben of tot het inzicht gekomen zijn dat het toch niet zo best was wat we deden. Ik ben nu eenmaal mijn Praagse loopbaan ook ooit als toerist begonnen en daarmee was ik een van de vijf miljoen die jaarlijks de stad aandoen.
Zodra ik in Praag kwam raakte ik betoverd. Het was alsof ik thuiskwam. Maar ik ben een slecht toerist. Een echte toerist gaat graag van huis en verblijft ergens graag tijdelijk om weer blij en verfrist naar huis te keren. Dat heb ik nooit gehad. Als kind al vroeg ik me af hoe het zou zijn om in Zeeland te wonen, of in Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje. Hoe zou het er ’s winters uitzien, wat doen de bewoners het hele jaar, genieten zij ook van de zon en de prachtige straten? Zo kon ik me talloze vragen stellen en vooral wegdromen bij een verzonnen verblijf. Dat ik in een ander land wilde gaan wonen wist ik al jong, maar ik heb nooit een keuze kunnen maken, totdat ik in Praag kwam.
Dat ik in Praag dan ook wilde gaan wonen, was onvermijdelijk. Een echte stad met zoveel geschiedenis, zoveel schitterende architectuur, zoveel kroegen, theaters concertzalen en wat al niet. Urenlang ronddwalen door parken, kerkhoven, straten. Ik voelde er nooit stress, nooit haast, niemand wilde iets van me en het geluid was er getemperd. Bovendien kon je er voor een grijpstuiver een bijzonder smakelijk potje pils kopen en als ik een beetje oplette kon ik ergens eten voor een bedrag waar niet zelf voor was te koken. Een ideale stad om er te wonen, dacht ik als toerist.
Nu als Pragenaar woon ik in een ander Praag dan ik als toerist had bezocht. Ik was natuurlijk de koning te rijk, nu ik tussen de middeleeuwen, de barok en flarden van het communisme woonde. De stad waar de schemering korter duurt, het eerder donker is, de winters koud en de zomers heet zijn. Een stad waar een compleet andere taal gesproken wordt en waar een andere logica heerst. Ik leerde een Praag kennen dat mij als toerist onbekend gebleven was.
Ik moet nu vaak dezelfde route afleggen, wat op zich door de schoonheid van de stad niet zo erg is, maar wel irriterend is het om voortdurend verstrikt te raken in enorme groepen die hele straten blokkeerden. En als het niet de groepen toeristen waren, waren het wel de waggelende en telefonerende Pragenaars die in hun eentje een heel trottoir in beslag nemen. Het langzame leven wat mij ooit zo aansprak, fokte me nu danig op. Ik begon plaatsen als de Karelsbrug, het Oude Stadsplein, de Koninklijke Weg en zo verder te mijden.
Daarentegen leerde ik een heel ander Praag kennen. Concerten bezocht ik niet meer in de Nicolaaskerk op het Oude Stadsplein, maar in Foerstrova síň. Naar een restaurant ging ik niet ’s avonds en in het centrum, maar, als ik al ga, in Stodůlky of Vršovice en dan ‘s middags. Dit is het ware Praag, het Praagse leven. Op de Karelsbrug kwam ik alleen in de winter als het regende of sneeuwde en om zeven uur ‘s morgens, toen mijn hond Dáša nog leefde. Dat zijn de betoverende momenten, momenten waarop Praag me diep ontroert, ook om de herinneringen die ik er opgedaan heb.
Ik denk dat ik er eens op vakantie ga, in Praag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten