Wat ik van plan was om in Praag te gaan doen, vroeg Katka me in een aanval van belangstelling. Dat hadden wel meer mensen me gevraagd en ik had dan wel eens geantwoord: Zo weinig mogelijk.
Zolang het grappig was bedoeld, werd dat antwoord nog wel geaccepteerd, maar niemand liet er zich mee in het riet sturen en Katka al helemaal niet. Ik kwam dan maar op de proppen met mijn wens om in Praag eindelijk die roman te gaan schrijven. Het was Katka al snel duidelijk dat ik maar wat gezegd had, maar ze zou gek opkijken als ze wist dat ze nu onder een andere naam een personage was geworden.
Ik had ook kunnen zeggen dat ik graag in een bierbrouwerij wilde werken. Er wordt hier een puik potje pils gebrouwen en bovendien hebben zowel Václav Havel als Bohumil Hrabal een bierbrouwersachtergrond. Havel nadat op zijn theateractiviteiten door de communisten geen prijs meer gesteld werd en Hrabal door zijn stiefvader die bij een brouwerij werkte en waar Hrabal ook wel eens bijsprong. En mocht mijn loopbaan bij een brouwerij niet van de grond komen, dan stelde ik me voor om als trambestuurder voortdurend door de Praagse straten onderweg te zijn. Dat deed ik toch al, maar dan zou het professioneel worden.
Ik kon niet alleen thuis uren uit het raam naar het Praagse straatbeeld kijken, ik kon dat ook vanuit de tram en de bus. Ik had bijna gezegd: zelfs vanuit de metrotrein, maar ja. Lukraak doorkruiste ik de stad; ik stapte van de ene tramlijn op de andere over, wisselde bus en tram en bezocht elk metrostation en de omgeving ervan. De eindpunten van alle openbaar vervoerlijnen waren ook beginpunten. Uren zwierf ik door de stad en als ik thuis kwam, probeerde ik op de kaart de routes te reconstrueren, maar met het zoeken ontdekte ik nieuwe reisdoelen. Zat ik niet in het openbaar vervoer, dan dwaalde ik wel te voet rond.
Soms stippelde ik een route uit, maar zodra ik een paar straten verder was, bleken meerdere straten interessant te zijn waardoor van mijn uitgestippelde route niets terecht kwam. Ik wist eerder dan de politie wie de zakkenrollers en drugshandelaren en hun klanten waren, zelfs de daklozen begon ik te herkennen. Dat lijkt een gemeenplaats, maar in Praag sjouwen zo’n 15000 daklozen rond die allemaal op vergelijkbare wijze gekleed zijn en zeker vergelijkbaar ruiken. Ik was zo vaak op straat dat ook zij me begonnen te herkennen. Al dwalend ontdekte ik het excuus om geen roman te hoeven schrijven. De omgeving waar ik woonde was te overweldigend.
Op het Schutterseiland waar ik vaak ga lezen, ging Franz Kafka tennissen. Op het eiland ernaast, waar ik ook vaak ga zitten lezen, heeft in restaurant Žofín de dichter Detlev von Liliencron op het biljart geslapen en heeft Hugo von Hofmannsthal in 1912 uit eigen werk voorgelezen. In Navrátilova heeft de onbekende, maar geweldige schrijver Hermann Ungar gewoond en zijn De verminkten speelt deels in mijn buurt. Gustav Meyrink, schrijver van De Golem, zag een gevelsteen op de poort bij mij in de straat aan voor een geheime boodschap van een Aziatische broederschap. Als ik de passage rechts van de poort inga, kom ik schuin tegenover het pand uit waar zich in de kelder het papierdepot bevond van Al te luide eenzaamheid, het absolute meesterwerk van Bohumil Hrabal. Hašek werd 10 minuten lopen van me geboren, in de Školská. Trouwens, de straat waar ik woon komt zelfs enkele malen in De lotgevallen van de brave soldaat Švejk voor. De brave soldaat Švejk zou zelfs een tijdje in mijn straat hebben gewoond. Op een avond komt meneer Faustýn bij hem op bezoek en vraagt Švejk, nadat ze een fles rum gedronken hebben, het raam open te zetten om hem eruit te duwen. De brave soldaat is gehoorzaam en helpt meneer Faustýn een eind aan zijn leven te maken. Maar er gebeurt niet veel. ‘Die meneer Faustýn was namelijk stomdronken en was helemaal vergeten dat ik in de Opatovickástraat op de benedenverdieping woonde, en niet in de Křemencovástraat, waar hij me ook geregeld opzocht.’ Die straat is bij mij om de hoek en daar is ook café U Fleku, waar Nobelprijswinnaar Jaroslav Seifert nogal eens verbleef.
Componist Antonín Dvořák heeft bijna zijn hele leven vlakbij mij gewoond en heeft als student op het orgel in de kerk een straat verderop gespeeld. Oscar Kokoschka had zijn atelier in de toren van Bellevue, Václav Havel heeft jarenlang vlakbij me gewoond, ook toen hij al president was. Hij heeft menig opruiend gesprek in de vele cafés in de buurt gevoerd, met als resultaat dat hij twee straten noordelijker in de gevangenis terecht kwam.
Ik kan hier om de paar centimeter de voetstappen zoenen van de talloze prominenten. Het is te veel om de lezer er mee lastig te vallen. Over het Nationaal theater is teveel te vertellen; ik laat het dan ook maar de vermelding dat Bedřich Smetana er tegenover heeft gewoond en waar hij ook een muziekschool had, boven het huidige café Slavia. Even verderop zat niet alleen de eerste uitgever van Hrabal en begon ook de Fluwelen revolutie toen een vredige studentendemonstratie knalhard uiteen werd geslagen.
Hoewel Antonín Dvořák de grootste nationale held na T.G. Masaryk is, staat zijn voormalige woning drastich te verkommeren.
Maar dat allemaal lang geleden, sprak Katka driftig gebarend en met koolzwarte ogen. Mijn doden konden niet op tegen haar levende beroemdheden waarmee ze samenwerkte. Luciano Pavarotti, Eros Ramazotti, Sting en elke Tsjechische bekendheid die ik maar kon bedenken. Ik probeerde iets over de inmiddels overleden Pavarotti te zeggen, maar besefte dat ik iets moest bedenken om het voor haar thuis ook spannend te maken.
Dat ik, nadat we niet meer samen waren, dankzij mijn Praagse tochten Het reële paradijs en De mooiste tramroute van Praag schreef, heeft het thuis niet meer spannend kunnen maken. Ik zie haar enkel nog zo nu en dan op tv.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten