zaterdag 23 juli 2011

Levenswandel 5 Dáša

Het moet er maar eens van komen. Ze zijn beiden vaak genoemd: Katka en Dáša. Katka heet in werkelijkheid natuurlijk niet Katka, maar ik verander haar naam, omdat ze het nooit goed zou vinden onder haar echte naam hier terecht te komen en gelijk heeft. Katka is een associatie die eventueel alleen Nederlanders kunnen begrijpen. Katka is de koosnaam voor Kateřina en zo heet Katka totaal niet, maar wel omdat ze een hondje wilde. En het gaat om dit hondje draaien: Dáša.

Katka en ik woonden amper een maand samen toen haar vraag kwam:
‘Zullen we een hondje nemen?’ Ze was een paar dagen voor Kerstmis als celliste met een orkest voor een tournee door Duitsland en Frankrijk vertrokken en was allen met kerstavond even in Tsjechië geweest, bij haar ouders in Zuid-Bohemen. Daarna werd de tournee voortgezet en nu in de eerste volledige week van januari was ze weer terug. Ik had gedacht dat ze dan wel genoeg aan mij zou hebben.

Ze leek nergens meer naar te verlangen dan naar een hondje. We hadden al een aardige collectie Ikeadieren, zoals Krabbie hier op de foto, en die ze allemaal tot leven wist te wekken en die avonturen beleefden waarvan ze me accuraat op de hoogte hield. (Het typische Tsjechische poppentheater was wat dat betreft een groot talent misgelopen.) Op de een of andere manier volstond dit niet meer. Kakta wilde niet alleen een hondje, ze had me al snel duidelijk gemaakt dat ze ook een huwelijk wilde en een kind.
We kenden elkaar van een concert. Toen ze het podium betrad vielen we in elkaars ogen, zodanig dat ik haar na het concert bij de tramhalte bij café Slavia moest aanspreken. Ik werd voor een volgend concert uitgenodigd en daarna verdween ze voor een half jaar naar Japan. Pas toen ze al weer een paar weken terug was, spraken we af en ineens had ze haast. Die haast overviel me wat, vooral omdat ze al nieuwe tournees aangekondigde. Ik was trots op haar tournees. Bovendien had Katka een hekel aan Praag en wilde haar kinderen beslist niet in de metropool laten opgroeien, maar in het romantische Zuid-Bohemen. Dat wilde ik ook, maar als zij voortdurend in het buitenland is, of in Praag waar altijd werk voor haar is, zit ik daar in de bossen, hond of geen hond.

‘Wat moeten wij nou met een hond?'
Haar antwoord bestond uit gitzwarte ogen die bleven glansen en waarin toch een zweem van teleurstelling lag.
‘Jij bent vaak weg en je hebt een zeer onregelmatig leven. En ik ben ook de hele dag weg en soms ga ik naar Nederland.’
Nu ging ik hooguit enkele dagen per jaar naar Nederland, maar gezien Katka’s onregelmatige leven was dat al onhandig genoeg. De ware reden waarom ik niet aan een hondje wilde beginnen, kon ik haar niet zeggen. Voor een klein deel was dat uit schaamte, maar vooral omdat ze het niet zou begrijpen en me er om zou uitlachen. Met argumenten viel dit niet te winnen.

‘Zo’n klein hondje, zo’n grappig brutaal hondje? Dat kan toch wel? Jij bent toch altijd thuis en als je de stad ingaat kun je het hondje toch meenemen?’
‘Maar over een maand begint mijn taalcursus.’ Mijn deelname aan een taalcursus Tsjechisch van vijf dagen in de week van 9 tot half twee was op zich al een tegemoetkoming aan haar wensen. We spraken Engels met elkaar, wat onhandig was, omdat ik zo het Tsjechisch niet onder de knie kreeg. Praktische overwegingen konden haar niet overtuigen.
‘Dan ben jij de papa van de hond en ik de mama. Om te oefenen.’
‘We gaan een hondje baren?’

Wordt vervolgd

Geen opmerkingen:

Een reactie posten